Sierduiven
J.Luchtmeijer


VERDWENEN DUIVENSLAGEN.


Ongetwijfeld zijn er veel meer states en kloosters geweest die een duivenslag bezaten. Helaas is hier weinig van bekend.

Afgaand op oude prenten heeft zeker de Beslingastate in Friens een duivenslagpoort gehad.

Op Ballum stond het Camminghaslot waarbij op enkele tekeningen aanduidingen zijn van gibbengaten.

Het is echter moeilijk om op oude prenten vast te stellen of het afgebeelde poortgebouw ook gibbengaten heeft en dus gebruikt werd als duivenslag. De states worden meestal van voren afgebeeld en sommige duivenslagpoorten hebben de gibbengaten juist aan de achterzijde zodat er mogelijk toch meer duivenslagpoorten hebben bestaan.





De Beslingastate in Friens moet vóór 1543 gebouwd  zijn.

In 1620 werd de state, toen meer een grote boerderij afgebroken en veel groter herbouwd.

In 1828 herhaalde dit zich. Ook toen werd de state uitgebreider herbouwd.

De state werd in 1849 definitief afgebroken.


Op een tekening van Jacob Stellingwerf uit 1723 is een poortgebouw te zien met een zadeldak.

Het heeft aan de voorzijde een trapgevel. In deze gevel bevinden zich gibbengaten en is bovendien een steen zichtbaar met twee wapens.

Beslingastate, Friens. Tekening Jacob Stellingwerf, 1723.






Het Camminghaslot in Ballum werd aan het begin van de 15e eeuw gebouwd door Ritske van Jelmera als Jelmerastate.

In 1604 werd het door Sicke van Cammingha verbouwd tot Camminghastate.

In 1828 werd het afgebroken.

Het Camminghaslot in 1850. Tekening N. A. van Loon.






Op de tekening van N. A. van Loon uit 1850 is op de 2e verdieping van het poortgebouw in het midden een venster te zien met 16 openingen. Wat de plaats betreft zouden dit gibbengaten kunnen zijn.

Dit is eveneens te zien op een tekening van Vitus Bruinsma uit 1866, maar hier zijn het er 12.


Op eerdere tekeningen zijn deze openingen niet te zien.

Echter alle andere vensters worden ook min of meer zo afgebeeld. Dus blijft het de vraag of de poort wel gebruikt werd als duivenslag.

Het slot in 1866.

Detail tekening Vitus Bruinsma.


In het boek "Stads- en dorpskroniek van Friesland" van Dr G.A. Wumkes (1930/1934) vonden we de volgende teksten:


25 mei 1769; Op Meilsma-sathe te Pingjum verkoop van eenige duizenden blauwe en roode pannen, vloeren, balken, een groot staand duivenhok met de deuren tot meer dan 50 paar.


28 oktober 1818; Verkocht Herema Zytzama-State te Arum, met stalling waarboven klok en uurwerk, wagenhuis, knechtswoning, hovinge, plantagie, singels, gracht, poort, duivenmat, begerechtigd met een vrij zwanemerk en visscherij, bewoond door wijlen A. R. van Dalfsum.


31 augustus 1833; Verkocht de Schierstins te Veenwouden, met 9 vertrekken, waarvan 8 behangen, koepel, groote duiventil, koetshuis, knechtskamer, wandelbosch enz.


26 september 1863; Geveild de Schierstins te Veenwouden, met 9 vertrekken, boomgaard, bosch, vijvers, duiventille, groot 5.31.30 H.A., in gebruik bij den hr. De Taarton Bruyns.


9 januari 1872; Verkoop van eiken, iepen, populieren, noten, vruchtboomen, heesters, duiventil en een boschwal op terreinen van Marten-State te Kornjum.


11 juli 1881; Provisioneele verkoop van het slot Wiarda-State te Goutum, met poort en duiventil, ruim voorplein, sterke toren, grachten en singels, met antiek goudleeren behang, in gebruik bij Jhr. R. C. van Cammingha.



Uit deze gegevens valt op te maken dat er dus een duiventil aanwezig was op de Meilsma-sathe in Pingjum (Penjum). Wat voor gebouw hiermee bedoeld is, is niet geheel duidelijk. Nadere gegevens zijn niet te vinden.


De Herema Zytzama-State in Arum.

Van de Herema Zytzama-State in Arum is verder niets bekend, maar ook hier was dus een til.


De Schierstins in Veenwouden (Feanwâlden).

Deze stins is een tijd in handen geweest van het klooster Claercamp (Klaarkamp) in Rinsumageest, maar was vanaf 1698 in bezit van de familie Mellema.

Hierna heeft het meerdere eigenaren gehad.

De stins, die het enige nog intact zijnde voorbeeld is van een torenstins, is in 1962 voor het laatst gerestaureerd.

Er staat geen duiventil meer in zijn omgeving.


De Schierstins in Veenwouden.

Tekening Jacob Stellingwerf, 1724.

De huidige Schierstins in Veenwouden,

links de oorspronkelijke torenstins.






De oude Martenastins in Cornjum, Koarnjum.

De oude Martenastins in Cornjum had een til waar verder geen afbeelding van is.

De state werd in 1899 afgebroken.

De Martenastate in Cornjum.

Tekening Jacob Stellingwerf, 1722.





De Wiardastate in Goutum.

De Wiardastate in Goutum had eveneens een til.

Ook hier zijn geen nadere gegevens van bekend.

De Wiardastate te Goutum.

Tekening J. Gardenier Visser, 1786.




DUIVENSLAGEN BIJ KLOOSTERS.


Behalve bij adellijke states werden er ook duivenslagen gebouwd bij kloosters.

Friesland kende tot 1580 zeer veel kloosters. De grote kloosters hadden bovendien zogenaamde uithoven. Een uithof is een grote boerderij in het bezit van het klooster waar in eerste instantie de kloosterlingen zelf het werk verrichtten. Door het teruglopen van het aantal kloosterlingen en doordat deze zich meer met religieuze zaken gingen bezighouden, moest vooral het zware werk later vaak worden verricht door lekebroeders.

Na 1500 werden de uithoven dikwijls verhuurd aan boeren, gezien de grootte van de boerderij en het bijbehorende land soms aan meerdere boeren.

Ondanks het feit dat er in Friesland zeer veel kloosters hebben gestaan, is daar helaas niets van overgebleven. Na de Reformatie (1520) en de Beeldenstorm (1566) werden veel kloosters geplunderd. In 1580 vielen alle kloosters toe aan de Staten van Friesland en werden ze afgebroken.

Van enkele kloosters of hun uithoven is bekend dat ze een duivenslag hadden.




Niawier (Nijewier), het Klooster Sion.

In het dorp Niawier (Nijewier), gemeente Dongeradeel stond van 1180 tot 1580 het klooster Sion of Onze Lieve Vrouwe ten Dale.

Het werd gesticht als nevenvesting van het mannenklooster Claercamp (Klaarkamp) in Rinsumageest.

Het zou een erg rijk klooster zijn geweest met erg veel grond in haar bezit. Ondanks dat het een vrouwenklooster was, waren er ook mannelijke kloosterlingen.

Het hoofdgebouw op de tekening van N. A. van Loon doet bepaald niet aan als een belangrijk klooster. Het klooster Sion was ook al afgebroken.

Waarschijnlijk hebben we dan ook te maken met een voormalige uithof van het klooster Sion.

Het voormalige klooster Sion te Niawier (Nijewier).

Tekening N. A. van Loon. 1847.



De duivenslagpoort van het Germerhuis. Voor 1930.

Hantumeruitburen (Hantumerútbuorren), Germerhuys of Poarteplaats.

Op de plaats van de huidige boerderij Jagtlust zou in het verleden een uithof hebben gestaan van het klooster Claercamp uit Rinsumageest.

Deze uithof werd in eerste instantie verhuurd door het klooster aan  meerdere boeren, die het later hebben overgenomen en opgesplitst.

In 1511 werd daarom het Germerhuys gebouwd waarbij in 1651 een nieuwe poort werd opgericht. Deze poort stond op een gracht die rond het hoofdgebouw liep. De poort kon gesloten worden met twee zware deuren. De zolder werd gebruikt als duivenslag. De gibbengaten zaten in twee rijen aan de achterzijde, de hofzijde.


Ook hier gold dat voor het houden van duiven, net als elders in Nederland vergunning nodig was.

Zo liet Andries Annes Mokma van 1814 tot 1844 200 duivenparen op deze duiventil registreren.

Rond 1850 werd in de boeken "geamoveerd" vermeld, maar het einde van de duivenhouderij was niet definitief want in 1856 vroeg zoon Anne Andries Mokma weer een registratie aan voor 200 paren.

Vanaf 1873 tot 1891 tenslotte registreerde Andries Annes Mokma weer 200 paren.

Na de dood in 1892 van deze Mokma werd geen vergunning meer aangevraagd, wat niet betekende dat er geen duiven meer werden gehouden op de zolder van "de poarte".

Tot de sloop van het poortgebouw waren er nog ongeveer 100 veldduiven aanwezig welke alleen in de winter wat werden bijgevoerd.

Tweemaal per jaar werd de zolder uitgemest en het aantal vogels uitgedund tot 10.




Naar volgend hoofdstuk.


Terug naar Duivenslagen en duiventillen in Friesland.