Sierduiven
J.Luchtmeijer


SELTSJOEKSE TUIMELAARS



Seltsjoekse timelaars.


Inleiding

Sinds 1995 fok ik Seltsjoekse tuimelaars. Deze duiven worden ook wel Seltsjoeken-Koningstuimelaars of Keizerlijke Seltsjoekenduiven genoemd. Hun uiterlijk heeft zeer zeker iets koninklijks. In die begintijd was het nog een zeer zeldzaam ras.

Het ras is afkomstig uit Anatolië, gelegen in het centrale gedeelte van Turkije, met name in het gebied rond de stad Konya. Het ras is zeer oud; gedacht wordt dat het al gefokt wordt vanaf de 11e of 12e eeuw. Ook in Turkije zijn niet veel fokkers meer van dit ras.

Wat de juiste Nederlandse naam van het ras moet zijn, is niet geheel duidelijk. In Duitsland waar het ras erkend is, wordt het tot de groep van structuurduiven gerekend en worden ze “Seldschuken” genoemd. In Amerika spreekt men van “Seljuk fantails”, maar de standaard van de Amerikaanse “National Pigeon Association” spreekt van “Royal Seljuk” of “Seljuk tumbler” en rekent ze tot de groep van “Tumbler, roller & high fliyer”. Belangrijk is echter wat de Turkse ideeën zijn. In een groot Turks artikel wordt als eerste geëist dat deze duiven enkelvoudige tuimelingen maken. Hieruit zouden we dus moeten vaststellen dat de juiste Nederlandse naam Seltsjoekse tuimelaar moet zijn en dat ze bij een eventuele erkenning ingedeeld moeten worden bij de tuimelaarsgroep. Dit ongeacht hun forse staart. In dit artikel gebruik ik dan ook deze naam.


Het lukte de Duitser Christian Reichenbach enkele dieren naar Duitsland te krijgen, waar ze in 1982 voor het eerst werden getoond op de Show in Neurenberg. Via een Duitse duivenvriend kwam ik in 1995 in het bezit van enkele koppels die ik in 1998 voor het eerst in Nederland toonde op de Noordshow te Zuidlaren.

Naast de ijskleurige Seltsjoekse tuimelaars kwam ik enkele jaren later in het bezit van duiven met hetzelfde uiterlijk, alleen waren deze dieren volledig zwart met uitzondering van een fraaie witte staart. Ze kwamen eveneens uit het gebied rond Konya in Turkije en werden Konya witstaarttuimelaars genoemd. In de huidige Duitse standaard worden ze tot de Seltsjoekse tuimelaars gerekend, naast egaal zwarte en witte dieren.  


Seltsjoekse tuimelaar, zwart met witte staart.

Werd ook Konya witstaarttuimelaar genoemd.


Het is altijd aardig wat meer over de achtergrond van een duivenras te weten, zeker als het om zo’n zeldzaam, voornaam en oud ras gaat.  Want wie of wat waren nu de Seltsjoeken?


Historie

In de 10e eeuw trok een krijgshaftig nomadisch volk, het volk van de Oghuz-Turken vanuit het huidige Mongolië in Centraal-Azië naar het Midden-Oosten. Eén van hun stammen was de stam van de Seltsjoeken of Seldjoeken, genoemd naar hun stamvader Seldjoek of Seltsjoek.

In 1040 bezetten ze na een veldslag bij Dandanaqan achtereenvolgens Iran, Irak, Syrië en Palestina waar ze de daar levende volken overheersten en een nieuw staat stichtten, het Grote Seltsjoek Sultanaat met Isfahan in Iran als hoofdplaats. Ze waren toen reeds tot de Islam bekeerd. Dit was het begin van de Turkse overheersing van het Midden-Oosten.

In eerste instantie stond het huidige Turkije nog onder bewind van de christelijke Byzantijnen die Byzantium, het huidige Istanbul als hoofdplaats hadden.

De Seltsjoeken waren niet alleen felle strijders, maar vooral grote verdedigers van de Soennitische Islam.

Er waren veel schermutselingen met de christelijke Byzantijnen in het westen. In de slag bij Manzikert (het huidige Malazgirt) in het oostelijk deel van Turkije in 1071 werden de Byzantijnen echter volledig verslagen en trokken de Seltsjoeken Anatolië binnen. Hier stichtten ze in 1080 het Sultanaat Rum (Roem), genoemd naar de Romeinen omdat ze zich als erfgenamen zagen van de Romeinse gebieden.


Overzicht van het Rijk van de Seltsjoeken na 1080.


Ze bekeerde het tot dan christelijke Klein-Azië tot de Islam, en mede door hun agressie lokten ze de Kruistochten uit.


In deze periode was Konya de plaats waar de Sultan van de Rum-Seltsjoeken zetelde. Binnen de muren van de paleizen van deze sultans zouden al Seltsjoeksen tuimelaars gehouden en beschermd worden.

Volgens Turkse bronnen werd het ras ook gehouden door de zeer bekende dichter en filosoof Mevlana Celalettin Rumi die in de 13e i Konya eeuw leefde. Hij was de leider van het Soefisme, een mystieke broederschap uit de vroege Islam. Bekend uit deze beweging zijn de dansende derwisjen uit de stad Konya, geestelijken die door oneindig rond te tollen een bepaalde extase bereiken om zo tot God te komen. De volgelingen van de leer Mevlana Celalettin Rumi gingen na zijn dood door met het houden van de Seltsjoekse tuimelaars en droegen veel bij aan het behoud ervan tot vandaag de dag.


Rondtollende Derwisjen, die aldus in extase raken.


Na de Seltsjoeken periode, die eindigde aan het begin van de 14e eeuw werden ze nog door slechts enkele voorname families gehouden die ze aan niemand verkochten of ten geschenke gaven.

Het duurde nog zeer lang voordat ze van daaruit in de paleizen van de Ottomanen (1300 – begin 20e eeuw), de opvolgers van de Seltsjoeken in Anatolië terecht kwamen.

In 1875 wordt vermeld dat het ras gehouden werd in het paleis van Ottomaanse Sultan Abdülhamit II.


De Seltsjoeken brachten materiële en culturele voorspoed in de veroverde gebieden en hebben grote invloed gehad op de religieuze en culturele ontwikkeling van Turkije.

Handel was een belangrijke bron van inkomsten voor hen. Ze bouwden langs de lange handelswegen op een dag afstand van elkaar grote ommuurde pleisterplaatsen voor de karavanen, de zogenaamde karavanserais. Hier waren de handelaren ’s nachts veilig met hun koopwaar. Bovendien waren zij de eersten in de geschiedenis die een staatsverzekering oprichtten voor het eventuele verlies dat de handelaren leden.



Karavanserai in Aksaray, Anatolië.

Deze karavanserai uit 1229 was een belangrijke pleisterplaats

langs de zijderoute die eeuwenlang door Anatolië liep.


Om de routes niet onnodig lang te maken, werden meerdere bruggen over de rivieren gebouwd, enkele ervan zijn nog steeds intact zoals de brug bij Köprüköy.


De boogbrug van Cobandede bij Köprüköy, Turkije.

Deze brug stamt uit 1298. Hij is 128 meter lang en 8,5 meter breed.


Ze stichtten voor het eerst Hoge Scholen, de madrasas of Koranscholen, waar naast godsdienstonderwijs onderwijs in staatsadministratie werd gegeven.


De Madrasamet de Dubbele Minaret uit 1253 in Erzurum, Turkije.


Maar ook op artistiek gebied lieten ze het nodige zien. De bouwwerken uit die tijd, zoals de madrasas, de moskeeën en de graftombes, de kümbets laten een eigen decoratie zien.


Een kümbet, graftombe op een

Seltsjoekenbegraafplaats bij Gevaş, Turkije.

12e eeuw.

Decoraties die typerend zijn voor de Seltsjoeken.

De Madrasa met de Dubbele Minaret in Erzurum, Turkije.


In de 12e eeuw viel het rijk van de Seltsjoeken geleidelijk door twisten uiteen. Het Sultanaat van Rum met Konya als hoofdstad bleef nog tot 1243 heersen over Klein-Azië. In dat jaar werd het gebied door de Mongolen veroverd.


Onze Seltsjoekse tuimelaars zouden afkomstig zijn uit het Sultanaat van Rum. Of dit zeker is, valt nu nog moeilijk te bewijzen.

De Seltsjoeken hadden zeker belangstelling voor vogels. Dit valt af te leiden uit enkele uit die tijd bewaard gebleven aardewerken schalen waarop afbeeldingen staan van figuren omgeven door allerlei vogels.


Schaal met astrologische en koninklijke figuren

en vogels. Seltsjoeken-periode, 1040-1196.

The Metropolitan Museum of Art. New York.

Schaal met kroningsscène.

Seltsjoeken-periode, 12e-13e eeuw.

Brooklyn Museum. New York.

Maar ook moeten ze geïnteresseerd zijn geweest in duiven. In het Metropolitan Museum of Art in New York liggen enkele zeer fraaie gouden sierraden met naar het lijkt snavelende duiven.


Links een gouden hanger en rechts een paar oorhangers met zo te zien een paar snavelende duiven,

een beeld wat weer doet denken aan liefdesgodinnen uit vroegere tijdperken. 11e tot 12e eeuw. Iran.

The Metropolitan Museum of Art. New York.

Uit de 12e eeuw, dus uit de Seltsjoeken-periode stamt eveneens een fraai koperen vaatje, uit Iran in de vorm van een vogel, waarschijnlijk een duif. Dit geeft aan dat deze dieren een rol speelden in het dagelijks leven van de Seltsjoeken.


Koperen vaatje uit Iran in de vorm van een vogel, duif?

12e eeuw.


De Seltsjoekse tuimelaar

In Nederland is de Seltsjoekse tuimelaar (nog) niet erkend. In Duitsland al wel; hier is onlangs de standaard vernieuwd. Zoals reeds vermeld worden ze hier tot de structuurduiven gerekend.

Mijn beschrijving volgt dan ook de Duitse standaard.


Seltsjoekse tuimelaars in de volière.

De staart wordt niet optimaal aangetrokken gedragen.


De Seltsjoekse tuimelaar is een amper middelgrote duif. In aanzien lijkt hij groter, maar in de hand voelt hij door zijn dik verenpak heen veel kleiner aan. Hij staat vrijwel horizontaal. Een hoge stand wordt niet gewaardeerd.


Kop van een ijskleurige Seltsjoekse tuimelaar. Het oog is iets te rood dooraderd.


De kop is enigszins dobbelsteenvormig, dat wil zeggen dat het voorhoofd goed gevuld is en de schedel van boven licht afgevlakt is zonder scherpe randen. Hij is erkend zonder kap, waarbij de kop naar achteren in een zogenaamde hengstennek overgaat. Er bestaan echter ook Seltsjoeken met een puntkap. Deze is echter zelden fraai van structuur en ziet er soms uit als iets tussen een puntkap en een schelpkap.


IJskleurige Seltsjoekse tuimelaar met kap.

De ogen zijn enigszins parelachtig grijs gestreept. Enige rode beadering is toegestaan, dit treedt vaker op bij vrij vliegende dieren. De lichtgrijze oogranden, die bij de witte dieren licht zijn, zijn glad en smal. Ze mogen in geen geval zwart of grof zijn.

De middellange snavel is licht hoornkleurig. Op de snavelpunt tekent zich een zwarte stip af, de gehele snavel behoort niet zwart te zijn. Bij witte dieren is een minder uitgesproken donkere snavelpunt toegestaan. De neuswratten zijn nauwelijks ontwikkeld en moeten glad en wit bepoederd zijn.

De korte, krachtige hals wordt rechtop gewenst waarbij de keel fraai rond is uitgesneden. De hals zet zich voort in een brede en goed geronde borst die licht opgetrokken en naar voren wordt gedragen.

De rug is bij de schouders breed en is licht afhellend en gaat met een licht holle ronding over in de brede staart.


Puntdakvormige staart van de Seltsjoekse tuimelaar.


De staart is het meest opvallend bij de Seltsjoeken. Hij bestaat namelijk uit twee liefst gelijke helften die in het midden in een punt samenkomen. De Duits standaard spreekt van een puntdakvormige staart. Hij moet wel gesloten zijn in het midden. De staart is opgebouwd uit 26 tot 32 brede veren. Specifiek voor dit ras is ook dat deze veren elkaar van buiten naar binnen toe enigszins overdekken. Als gevolg hiervan kunnen de binnenvanen wat naar boven krullen. Dit is toegestaan. Het aantal veren in de staart is niet maatgevend voor de kwaliteit.

De brede vleugels worden strak aan het lichaam gewenst waarbij de handpennen beiderzijds op de staart liggen.

De korte beentjes zijn bekousd waarbij de tenen bijna geheel bedekt moeten zijn.

Zoals gezegd lijkt de duif wat groter dan hij in werkelijkheid is door een zeer rijke bevedering. Deze dient glad te zijn maar mag in het nekgebied wat losser zijn.


In eerste instantie waren alleen ijskleurige dieren bekend. De ijskleur moet egaal zijn; alleen in het nekgebied mag de donkere onderbevedering licht doorschemeren. De slagpennen en de staartband moet zo donker mogelijk zijn met een lichte eindzoom aan de staart. Het schild mag geen aanleg van banden vertonen, maar dat blijkt lang niet altijd gemakkelijk te zijn. Veel dieren laten toch een lichte aanzet tot banden zien.


Zwarte Seltsjoekse tuimelaar.

Witte Seltsjoekse tuimelaar.

De witte dieren mogen geen andere kleurzweem vertonen. De zwarte al dan niet met een witte staart moet zo donker en zuiver mogelijk gekleurd zijn. Bij de witstaarten, vroeger dus Konya witstaarttuimelaars genoemd zijn de staartveren, de staartdekveren en de kiel wit. Enige gekleurde kielveren zijn toegestaan.


Zwarte witstaart Seltsjoekse tuimelaar.


De fok

De fok van Seltsjoekse tuimelaars stelt op zich geen bijzondere eisen. Het zijn rustige dieren die goed broeden en een zeer goede broedzorg hebben. Vaak zitten beide ouders in de broedkooi, één op het nest, de ander er naast.


Koppel ijskleurige Seltsjoekse tuimelaars op het nest.


Door hun middellange snavel is het grootbrengen van de jongen geen enkel probleem. Ze zijn dan ook goed als voedsterduiven te gebruiken. Ik gebruik ze om mijn kortsnavelige Tsjeljabinsker tuimelaars groot te krijgen. Deze krijgen dan weer de eieren van de Seltsjoekse tuimelaars ondergeschoven.


Seltsjoeksen tuimelaar als voedster voor Koningsberger kleurkop.


Jonge ijskleurige Seltsjoekse tuimelaar.


Door hun rustig karakter is het soms moeilijk om doffers en duivinnen te onderscheiden. Ik ben dan ook begonnen met twee doffers.

Ook was het voor mij moeilijk de dieren vitaal te houden omdat de basis van deze zeldzame dieren erg smal is. Ik was dan ook genoodzaakt te stoppen met de fok van de zwarte dieren met een witte staart door verlies van vitaliteit. De mogelijkheid van vers bloed was (en is?) er niet.


Vrije uitvlucht is goed mogelijk, waarbij mijn dieren in eerste instantie slechts weinig vlogen, maar de laatste jaren vliegen ze goed met de andere rassen mee. Ze vliegen hierbij in een groep rondjes in grote bogen, maar tuimelen niet.


Vrije uitvlucht van Seltsjoekse tuimelaars is goed mogelijk.



Terug naar publicaties.